De onconventionele benadering van twee sociaal werkers

Ook onder sociaal werkers vinden we paradijsvogels. Professionals die welbewust buiten de lijntjes kleuren en aansprekende resultaten behalen. Mindert Rakhorst en Reinier van der Grijp doen in opdracht van gemeenten korte interventies bij mensen bij wie de hulpverlening vastloopt.

Reinier van der Grijp: ‘Wij merken dat je problemen kunt krijgen met het systeem als je doet wat nodig is. Maar het past lang niet altijd in de regels. Natuurlijk zie ik weleens onveilige situaties als ik ergens binnenkom. Maar dan ga ik echt niet direct een melding doen bij Veilig Thuis omdat de meldcode zegt dat dat moet. Ik ben eindelijk binnen bij die mensen en ze vertrouwen me. Als ik een melding doe, is dat vertrouwen direct weg.

Met al die codes, protocollen en verplichtingen tot melden hebben we een groot deel van de nabijheid weg georganiseerd. De oorzaak van de afstand, of het wantrouwen, zit deels bij de overheid. Maar de overheid is er voor de burger, de burger is er niet voor de overheid.’

In elkaar geslagen

Mindert Rakhorst: ‘Wij werken op basis van vertrouwen. Vrijwel altijd komen we binnen bij huishoudens. Hoewel het vaak gesloten systemen zijn. De hulpverlening heeft zich teruggetrokken en niks werkt meer. Wij doen korte interventies, maximaal zestien weken. Als we binnen zijn, dan proberen we de hulpverlening weer in te zetten, op een goede manier. Een “klik” is voor ons erg belangrijk. Er moet contact zijn, anders heeft het geen zin.

Dat geldt ook voor de AVG. Privacy is belangrijk, maar soms is wel uitwisselen van gegevens nog belangrijker… en dat doen we dan ook gewoon. Mocht er een rechtszaak van komen, dan heb ik mijn verhaal wel klaar. Ik kan goed verdedigen waarom ik die keuze heb gemaakt.

Wij combineren zorg en veiligheid, en daarom werkt het. Terwijl veel vraagstukken juist vooral vanuit veiligheid benaderd worden. Dus mensen die vanuit hun simpele wereldbeeld ministers bedreigen, krijgen te maken met een inval en politiegeweld. Terwijl deze bedreigingen vaak voortkomen uit heel andere frustraties dan echte politieke opvattingen. Die mensen voelen zich miskend of misdeeld.

Daarom is de combinatie van werken vanuit zorg en veiligheid zo van belang. En ook in de praktijk moet die combinatie er zijn. Zorg en veiligheid liggen in elkaars verlengde.’

Lef hebben, niet gaan zitten wachten

Van der Grijp: ‘Het is heel goed dat steeds meer buurt- en wijkteams in de wijken zelf worden gestationeerd. Zo kunnen ze samenwerken met de formele en informele partners die daar actief zijn. Maar het zit voor een groot gedeelte ook in de persoon van de sociaal werker. Je moet ook gewoon durven doen, op huisbezoek gaan, lef hebben, niet te lang gaan zitten wachten.

Buurtteams moeten kunnen beschikken over een soort pot haarlemmerolie waarmee ze dingen direct mogelijk kunnen maken. Ik had bijvoorbeeld te maken met een jochie dat weer ingeschreven moest worden bij school. Maar zijn legitimatiebewijs was al een paar jaar verlopen. Wij naar de gemeente, maar een legitimatiebewijs valt onder de “algemene noodzakelijke kosten van het bestaan” en daar moet je zelf voor reserveren. Hij was 16, dus zijn moeder had daarvoor moeten sparen. Van 40 euro leefgeld in de week… Die legitimatie en de pasfoto’s hebben wij toen maar betaald, en die jongen gaat nu weer naar school.

Dit doen we bijvoorbeeld ook door iemand te helpen met het behalen van een heftruckcertificaat. Als dat werkt, moet je daar niet acht weken over gaan lopen steggelen en drie formulieren voor laten invullen, met als resultaat vaak een ronkende beschikking waarin je aanvraag wordt afgewezen.’

Actie-onderzoeken in buurten

Van der Grijp: ‘We werken op individueel niveau. Maar we merken ook dat er een kloof is ontstaan tussen overheid en burger in het algemeen. Daarom doen we ook actie-onderzoeken in wijken en buurten.

Wij zijn goed in het wekken van vertrouwen, ook omdat we doen wat nodig is. Een x aantal weken duiken we een wijk in, waar we spreken met bewoners, met ondernemers en met sleutelfiguren van allerlei organisaties. Zo halen we het beeld op van wat mensen uit de wijk zelf belangrijk vinden.’

Rakhorst: ‘Wij halen in ons onderzoek de sleutelfiguren eruit. We nemen hen serieus en koppelen hen direct aan de gemeente. Dit is echt een andere werkwijze dan bijvoorbeeld een wetenschappelijk onderzoek gebaseerd op theorie en uitgevoerd met enquêtes en checklijsten. De resultaten daarvan komen vaak op de stapel terecht.’

Van der Grijp: ‘Wij doen duidelijk actie-onderzoek. Dat betekent dat we meteen aan de slag gaan als we geconfronteerd worden met trauma’s en andere problemen. Voor ons is dat part of the deal met de opdrachtgevers, anders beginnen we er niet eens aan. De mensen die we in ons actie-onderzoek tegenkomen, willen we direct kunnen bedienen, bijvoorbeeld door voor passende hulp te zorgen.’

Rakhorst: ‘Al tijdens het lopende onderzoek van zestien weken beginnen we met de overdracht naar de gemeente. Dus voordat onze eindrapportage er is, lopen er al hulp- en andere trajecten. En ook na ons onderzoek verandert er iets. Zo is er in een gemeente waar we pas actief zijn geweest een interventiespecialist aangesteld. Die is meteen de wijk in gegaan en heeft ons netwerk overgenomen.’

Van der Grijp: ‘Gemeenten zijn vaak best traditioneel. Ze maken beleid zonder dat ze, zwart-wit gezegd, echt in gesprek zijn geweest met de inwoners. Gelukkig zien we nu dat gemeenten daar weer een beetje van aan het terugkomen zijn en dan laten ze ons zo’n wijk in duiken.

In onze stichting reserveren we middelen om direct iets te kunnen doen als dat nodig is. We kwamen bijvoorbeeld bij een gezin waar al dertig hulpverleners bij betrokken zijn geweest zonder dat er echte resultaten waren geboekt. Wij willen dan direct samen met mensen uit het gezin boodschappen kunnen doen als de koelkast leeg is. Voordat we het over de achterliggende problemen gaan hebben. Geen hogere wiskunde volgens mij, maar in de meer formele hulpverlening niet erg gebruikelijk.’

24 uur per dag bereikbaar

Rakhorst: ‘Veel mensen in de sociale sector hebben het gevoel dat ze geen handelingsruimte hebben, dat er geen ruimte is in de wet- en regelgeving. Maar die is er wel. Je kunt verantwoordelijkheid hebben, maar je moet ook verantwoordelijkheid nemen. En bij verantwoordelijkheid nemen, hoort handelen − zo nodig buiten de regels en procedures om. Dat gebeurt eigenlijk veel te weinig, terwijl we merken dat daar bestuurlijk best ruimte voor is. Overal waar wij werken, krijgen we ruimte.

Wij werken vanuit ons hart en zijn, als dat nodig is, voor alle cliënten 24 uur per dag bereikbaar. Maar ze bellen nooit, vooral omdat ze weten dat ze kunnen bellen. Dat geeft rust, en ze snappen zelf ook wel dat ze ons alleen moeten storen als het echt niet anders kan. Veel sociaal werkers gaan om 17.00 uur de deur uit en zijn er dan morgen weer, dat is een andere houding. Bij onze doelgroep − de zwaarste gevallen, een half procent van de bevolking − kan dat niet.

Als jij slachtoffer bent van loverboys en er staat op zaterdagavond een pooier bij je op de deur te bonzen, dan raak je in paniek. En dan moet je kunnen bellen, liefst met een vertrouwenspersoon die op de hoogte is van jouw situatie. Aan anonieme instellingen als de politie of de crisisdienst heb je dan niet zoveel. Een vertrouwenspersoon kan advies geven, en desnoods komt-ie naar je toe. Wat wij proberen, is er tijdelijk onvoorwaardelijk te zijn. Dus ze kunnen ons altijd bellen… maar ze bellen nooit.’

Straat en wetenschap

Rakhorst: ‘Hoe lager op de maatschappelijke ladder, hoe groter de kloof tussen burger en overheid is geworden. In feite zijn wij bezig met het herstellen daarvan. Wij proberen geen noodverbanden te leggen, maar structureel iets te betekenen.

Wij zijn goed in relatiebeheer. Niet alleen naar de mensen met wie we direct werken, maar ook naar samenwerkingspartners en opdrachtgevers. Wij kunnen goed connectie maken. “De kunst van het verleiden”, zo kun je het ook noemen. Als mensen je aardig vinden, gaan ze dingen voor je doen. Zo simpel is het. En wat wij vinden, doet er helemaal niet toe; ego heeft geen enkele zin in de rol die wij hebben.’

Van der Grijp: ‘We werken onder andere samen met kennisinstituut Movisie. Zo knopen we straat en wetenschap aan elkaar en bieden we gemeenten aanknopingspunten om beleid te maken.’

Rakhorst: ‘We hopen dat onze samenwerking met Movisie tot structurele veranderingen zal leiden. De wereld kunnen we niet verbeteren, maar we kunnen wel op kleine schaal resultaten boeken. Het gaat erom dat we ook in de beleidswereld mensen vinden die bereikbaar zijn; het ambtelijk apparaat is weerbarstig. De meesten hebben gewoon een baan − bij ons gaat het meer om passie. Wat wij doen, is eigenlijk dealen met wanhoop.’

Mindert Rakhorst: ‘Doen wat nodig is’

Rakhorst: ‘Ik ben 58, heb drie volwassen kinderen en ben 36 jaar getrouwd. In mijn jeugd heb ik PTSS opgelopen en dat is chronisch geworden. Ik werd uitgesloten, gepest; het hele verhaal. Ik was de enkeling die niet begrepen werd. Dit liep zo uit de hand dat ik met ezelsoren op voor de klas zat met een bordje “ik ben dom”. Uiteindelijk zat ik van mijn 17e tot mijn 23e aan de lopende band koekjes in te pakken.

Toen kwam ik mensen tegen die mij stimuleerden om te gaan studeren. Eerst levensmiddelentechnologie. Daarmee heb ik voor grote industriële bakkerijen gewerkt. Daarna ging ik in pak met een dikke vette auto onroerend goed taxeren. Ondanks het ruime salaris vond ik hier mijn geluk niet.

Na twee jaar huisman te zijn geweest, terwijl mijn vrouw studeerde, bedacht ik dat ik met mijn ervaringen misschien iets in het sociaal domein zou kunnen betekenen. En dan voor de zwaarste doelgroepen, zo’n beetje 0,5 procent van de bevolking. De andere 99,5 procent gaat wel goed, maar deze groep past eigenlijk niet in het systeem, waardoor het ook de groep is die het meeste geld kost. Dan kunnen we wel met z’n allen gaan proppen om ze er toch in te krijgen, maar dat werkt niet. We kunnen ook het systeem aanpassen en in deze situaties maatwerk leveren; doen wat nodig is.’

Reinier van der Grijp: ‘Als een kameleon gesprek aangaan’

Van der Grijp (40): ‘Ik studeerde maatschappelijk werk en dienstverlening aan de Hogeschool van Amsterdam. Daarna werkte ik voor sociale diensten van gemeenten. Toen ik voor de gemeente Hilversum werkte, kwamen Mindert en ik elkaar tegen. Ik had een caseload met “lastige” mensen; in ieder geval waren het voor de gemeente lastige mensen. Maar voor mij zijn het eigenlijk vooral paradijsvogels − man bijt hond, zeg maar.

Het is mijn kracht om als een kameleon het gesprek aan te gaan. Meebewegen, aanpassen en soms een beetje van je afbijten; het is ook aanvoelen, en dan krijg je de meeste mensen echt wel in beweging.’

Marc Räkers is verbonden aan stichting Eropaf! Meer informatie vind je op stichtingreindert.nl